In dit gedeelte maken we per belastingsoort de geraamde opbrengsten voor 2020 en 2021 inzichtelijk.
3.1 Onroerende zaakbelasting
Hieronder staan de opbrengsten van de OZB. De definitieve tarieven van 2021 kunnen nog niet definitief worden berekend, omdat nog niet alle WOZ-waarden per 01-01-2020 bekend zijn. Deze definitieve cijfers worden aan de raad gepresenteerd in december 2020 bij het vaststellen van de nieuwe belastingverordeningen.
Als de OZB met 1,75% stijgt zien de opbrengsten in 2021 er als volgt uit. Deze bedragen zijn exclusief areaal uitbreiding.
Onderdeel | Opbrengst 2020 | Opbrengst 2021 | Verschil |
Eigenarenbelasting woningen | 4.665.794 | 4.747.445 | 81.651 |
Eigenarenbelasting niet-woningen | 1.000.551 | 1.018.061 | 17.510 |
Gebruikersbelasting niet-woningen | 459.313 | 467.351 | 8.038 |
Totaal: | 6.125.658 | 6.232.857 | 107.199 |
3.2 Toeristenbelasting
Onderdeel | Opbrengst 2020 | Opbrengst 2021 | Verschil 2020-2021 |
Opbrengst toeristenbelasting | 1.380.000 | 1.437.500 | 57.500 |
Het tarief voor 2021 is € 1,25 per overnachting. Ten opzichte van 2020 is het tarief met € 0,05 verhoogd. Dit leidt tot een extra opbrengst van € 57.500. Samen met de verhoging van de forensenbelasting bedraagt de meeropbrengst € 60.000.
3.3 Forensenbelasting
De tariefaanpassing van de forensenbelasting loopt gelijk op met de tariefaanpassing van de toeristenbelasting.
Onderdeel | Opbrengst 2020 | Opbrengst 2021 | Verschil 2020-2021 |
Opbrengst forensenbelasting | 125.000 | 127.500 | 2.500 |
Het tarief forensenbelasting is verhoogd en samen met de tariefaanpassing van de toeristenbelasting is de meeropbrengst € 60.000.
3.4. Reinigingsheffingen
Afvalheffing gebeurt op basis van het Diftarsysteem. De heffing heeft een vastrechtgedeelte en een variabele component. Het BBV schrijft voor dat het tarief van de afvalstoffenheffing niet meer dan 100% kostendekkend mag zijn.
De kosten van de afvalstoffenheffing nemen in 2021 licht toe. Hieronder staan de kosten voor de afvalstoffenheffing voor de jaren 2020 (primitieve begroting) en 2021. De verschillen worden toegelicht.
Totale kosten afval | 2020 | 2021 | Verschil |
1. Algemene kosten afval | 470.890 | 460.868 | -10.022 |
2. Huis aan huis inzameling | 436.277 | 444.417 | 8.140 |
3. Kosten ABP | 437.361 | 460.047 | 22.686 |
4. Kosten overige afvalstromen | 229.230 | 207.009 | -22.221 |
5. Overige indirecte kosten | 798.486 | 826.247 | 27.761 |
Totaal: | 2.372.244 | 2.398.587 | 26.343 |
6. Onttrekking reserve afval | 0 | 0 | 0 |
Totaal: | 2.372.244 | 2.398.587 | 26.343 |
Toelichting verschillen in kosten
1. Algemene kosten afval
Het voordeel op deze post, ten opzichte van 2020, is een combinatie voor- en nadelen. Enerzijds zijn er voordelen op zwerfafval (de vergoeding is in 2021 weer opgevoerd) en op de campagne "Drenthe geeft door" (de bijdrage 2021 is lager dan in 2020).
Anderzijds is er een stijging in de personeelskosten en portokosten.
2. Huis aan huisinzameling
In 2021 willen wij een proef draaien met de inzameling van huisvuil middels ondergrondse containers op twee locaties (rest en PMD). Hiervoor is een stelpost opgenomen voor de kapitaallasten. De hogere kosten worden hoofdzakelijk veroorzaakt door het opvoeren van deze stelpost.
De verschuiving van het grijs- naar groenafval als gevolg van de differentiatie in de tarieven is groter dan verwacht. De ingezamelde kilo's zijn voor 2021 hierop aangepast. Evenals in 2020 verloopt de verschuiving van het grijs naar het groen afval per saldo, aan de kostenkant, grotendeels budgettair neutraal.
3. Kosten ABP
De oorzaak van de stijging kan als volgt worden verklaard. Bij bijna alle afvalstromen is sprake van een stijging in de kosten (meer kilo's/hogere prijs per tonnage). Bij de fracties van grof huishoudelijk afval, tuin- en snoeiafval en vuil en hout kwaliteit B is deze stijging het grootst. Op grond van de ervaringscijfers 2020 is gebleken dat bij deze afvalstromen de raming voor het aantal ingeleverde kilo's naar boven moet worden bijgesteld.
Naast deze stijging is er nog een stijging in de onderhoudskosten ABP.
Daarentegen kunnen de kosten voor het transport naar Wijster door de eigen dienst naar beneden worden bijgesteld.
4. Kosten overige afvalstromen
In verband met de invoering van een nieuwe verrekeningssystematiek met NEDVANG verwachten wij lagere kosten voor de verwerking van het PMD. De hoogte van het voordeel wordt negatief beïnvloed door de stijging van de kosten voor inzameling oud papier (invoer garantieprijs).
5. Overige indirecte kosten
Op dit onderdeel is sprake van een nadeel. Dit wordt vooral veroorzaakt door o.a. hogere overheadkosten.
6. Onttrekking reserve afval belastingdruk
In de jaren 2017, 2018 en 2019 zijn bedragen uit de reserve afval onttrokken om de stijging van de lasten niet volledig door te berekenen aan de inwoner. De stand van de reserve is na deze onttrekkingen nihil. Vanaf 2020 is geen ruimte meer om een stijging van de lasten te dekken uit deze reserve en moet de stijging, bij een 100% kostendekking, geheel worden gedekt uit de afvalstoffenheffing.
Conclusie t.a.v. de opbrengsten
De totale kosten voor 2021 nemen toe met € 26.343 naar een totaal van € 2.398.587. Dit betekent bij een 100% kostendekkendheid dat de opbrengsten met eenzelfde bedrag moeten toenemen. In de raadsvergadering van december komen we met een voorstel voor de tarieven en hierbij houden we rekening met de verhouding variabel/vast.
3.5 Rioolheffing
De geraamde baten en lasten van onze begroting die betrekking hebben op riolering zijn gebaseerd op het Gemeentelijk Riolering Plan (GRP). In 2016 is het GRP geactualiseerd en had een looptijd tot het jaar 2021. Voor 2021 zou een nieuw GRP moeten worden opgesteld, maar dit is met een jaar uitgesteld.
Vanuit de Samenwerking Noordelijke Vechtstromen wordt met alle gemeentelijke partijen (Borger-Odoorn, Coevorden, Emmen, Hardenberg, Ommen) gewerkt aan afstemming van de verschillende GRP’s. Dit proces wordt in 2021 afgerond. Om ons nieuwe GRP hier goed op te laten aansluiten, verlengen wij het huidige GRP tot en met 2021. Eind 2021 wordt aan de gemeenteraad het nieuwe GRP ter vaststelling voorgelegd.
Voor de rioolheffing is ook 100% kostendekkendheid van toepassing. Het GRP is zodanig opgezet dat het gemiddeld tarief jaarlijks met 0,75% stijgt. Eventuele verschillen in de exploitatie worden gecompenseerd door een toevoeging of onttrekking aan de (egalisatie)reserve riolering.
Aanvullend vindt, conform het GRP, jaarlijks een dotatie plaats aan de voorziening riolering. Deze dotatie wordt jaarlijks aangewend voor dekking van de jaarlijkse rioolvervangingsinvesteringen.
In 2020 is het GRP losgelaten met betrekking tot 0,75% tariefstijging per jaar om de stijging van de totale belastingdruk voor de inwoner te beperken. In plaats van een stijging van 0,75% is hierdoor het tarief in 2020 met 4,92% gedaald. Dit was mogelijk door de dotatie in de voorziening voor het jaar 2020 niet door te voeren. Voor de uitvoering van het GRP had dit geen gevolgen, omdat in de voorziening voldoende ruimte zit om de geraamde investeringen te dekken. In de begroting 2020 is destijds wel opgemerkt dat het om een éénmalige verlaging ging.
Voor 2021 stellen wij daarom voor om de raming rioolheffing weer op het niveau van het GRP (jaarschijf 2021) te brengen. Dit houdt in dat de heffing stijgt met € 183.138, een stijging van 5,95% per aansluiting. Ondanks deze verhoging blijft de stijging van de totale lastendruk voor de inwoner beperkt tot 2,77% (in 2020 was de stijging belastingdruk 4,07%). Vanaf 2021 zijn begroting en het GRP dus weer in evenwicht met betrekking tot de rioolheffing.
Hieronder zijn de geraamde kosten en opbrengsten voor 2020 en 2021
inzichtelijk gemaakt en toegelicht.
Totale kosten riolering | 2020 | 2021 | Verschil |
1. Directe kosten riolering | 873.872 | 968.595 | 94.723 |
2. Kosten verbrede rioolheffing | 247.719 | 217.021 | -30.698 |
3. Overheadkosten | 338.661 | 378.813 | 40.152 |
4. Lopende kapitaallasten riolering | 1.150.432 | 1.104.465 | -45.967 |
5. Lopende kapitaallasten verbrede riolering | 9.812 | 9.693 | -119 |
6. Stelpost voor nieuwe investeringen | 50.540 | 0 | -50.540 |
7. Compensabele btw | 254.523 | 244.233 | -10.290 |
8. Nieuwe dotatie in voorziening | 0 | 185.877 | 185.877 |
Totaal: | 2.925.559 | 3.108.697 | 183.138 |
9. Mutatie (egalisatie)reserve riolering | 0 | 0 | 0 |
Totaal: | 2.925.559 | 3.108.697 | 183.138 |
Totale opbrengsten riolering | |||
10. Opbrengst vast tarief | 1.462.780 | 1.554.349 | 91.569 |
11. Opbrengst variabel tarief | 1.462.780 | 1.554.349 | 91.569 |
Totaal: | 2.925.559 | 3.108.697 | 183.138 |
Informatie rioolaansluitingen | 2019 | 2020 | 2021 |
Aantal aansluitingen | 12.670 | 12.750 | 12.750 |
Gemiddeld tarief per aansluiting | 241,34 | € 229,46 | € 243,82 |
Stijging tarief | 0,75% | -4,92% | 5,95% |
Toelichting verschillen in kosten
1. Directe kosten riolering
Het verschil tussen 2020 en 2021 wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door hogere personeelskosten (invulling vacature REAL en actualisering uren BORG-riolering). Op de andere posten binnen het taakveld vinden wel wat verschuivingen plaats, maar deze lopen zo goed als budgettair neutraal.
2. Kosten verbrede rioolheffing
Het positieve verschil tussen 2020 en 2021 wordt veroorzaakt door de lagere personeelskosten BORG op het onderhoud van schouwsloten. Op grond van de werkelijkheid 2019/2020 worden in 2021 minder uren toegerekend aan de post schouwsloten.
3. Overheadkosten
De overhead wordt berekend over de kosten. In 2021 stijgen de kosten, dus stijgen de overheadkosten ook. Daarnaast is in 2021, ten opzichte van 2020, sprake van een hoger overheadpercentage.
4/5. Lopende kapitaallasten riolering
De daling vloeit voort uit de staat van vaste activa (vrijvallende kapitaallasten). Met lopende investeringen bedoelen we eerder aangegane investeringen.
6. Stelpost voor nieuwe investeringen
De kapitaallasten voor regulier groot onderhoud en vervangingsinvesteringen bedragen € 37.000 en voor afkoppelen € 13.540. Deze bedragen zijn ten opzichte van 2020 niet gewijzigd. De stelpost is hier niet meer zichtbaar, omdat deze vanaf 2021 is opgenomen onder de post kapitaallasten.
7. Compensabele btw
Compensabele btw wordt conform art. 229b van de Gemeentewet meegenomen bij de lasten.
8. Nieuwe storting in voorziening
In 2020 werd de storting in de voorziening achterwege gelaten. In 2021 voeren wij, op grond van het GRP, weer een dotatie in de voorziening op. Dit bedrag wordt vervolgens weer ingezet voor vervangingsinvesteringen in 2021. De dotatie is lager dan in het GRP staat vermeld, maar in de reeds opgebouwde voorziening is voldoende ruimte aanwezig om de rest van het benodigd budget 2021 voor vervangingsinvesteringen te onttrekken. Deze ruimte is ontstaan doordat de voorziening de afgelopen jaren is gevuld met voordelen op de kapitaallasten (o.a. onderuitputting). Conform het BBV moeten deze voordelen gestort worden in de voorziening.
9. Mutatie (egalisatie)reserve riolering
Het is in 2021 niet noodzakelijk om aan de reserve te onttrekken of een storting te doen.
10/11. opbrengsten vast en variabel tarief
De rioolheffing is opgebouwd uit een vast tarief per aansluiting en een variabel tarief per aansluiting. Beide heffingen bedragen afgerond 50% van het totaal van de lasten. De opbrengsten stijgen of dalen met een eenzelfde bedrag als de lasten om 100% kostendekkendheid te blijven hanteren.