Het renterisico is minimaal doordat we een risiconorm voor financiering hanteren en alert zijn op rente ontwikkelingen.
De Wet financiering decentrale overheden (FIDO) schrijft een renterisiconorm voor. Het doel van de renterisiconorm is het beperken van de gevolgen van een stijgende rente voor langlopende geldleningen. Dit houdt in dat de jaarlijks verplichte aflossingen en effecten van een aangepaste rente niet meer mogen bedragen dan 20% van het begrotingstotaal.
Het overzicht financiering per 1-1-2021 is zichtbaar in onderstaande tabel.Het financieringstekort blijkt uit onderstaand overzicht per 1-1-2021 ca. € 9,2 miljoen. Dit betekent een mogelijke overschrijding van het kasgeldlimiet.
Berekening Financieringstekort 2021 | Toelichting | Toelichting | Bedrag |
Boekwaarde Model C: Alle activa | 64.978.402 | ||
Af: | |||
Boekwaarde Model D: Reserves en voorzieningen | -24.540.144 | ||
Boekwaarde Model E: Geldleningen | -34.584.271 | ||
Totaal af: | -59.124.415 | ||
Subtotaal Financieringstekort | 5.853.987 | ||
Bij: Boekwaarde BIE Gronden (Grondbedrijf) | 3.338.368 | ||
Totaal Financieringstekort | 9.192.355 | ||
Rentelasten : | |||
- Rente Reserves | 0,00% | 0 | |
- Rente Geldleningen | 450.963 | ||
- Rente Financieringstekort | 3,50% | 321.732 | |
Totale rente | 772.695 | ||
Berekening renteomslagpercentage: | |||
1. Totale boekwaarde Model C (activa) | 64.978.402 | ||
2. Totale rente | 772.695 | ||
Renteomslagpercentage | 1,19% |
De kasgeldlimiet kan als volgt worden berekend:
Toets kasgeldlimiet | Bedragen in euro's per kwartaal | |||||
kw1 | kw2 | kw3 | kw4 | |||
1. Toegestane kasgeldlimiet | ||||||
in procenten | 8,5 | 8,5 | 8,5 | 8,5 | ||
in bedrag | 1.500.000 | 1.500.000 | 1.500.000 | 1.500.000 | ||
2. Financieringstekort | -2.300.000 | -2.300.000 | -2.300.000 | -2.300.000 | ||
3. Verwachte onderuitputting | 3.300.000 | 3.300.000 | 3.300.000 | 3.300.000 | ||
4. Verwachte Financieringsoverschot | 1.000.000 | 1.000.000 | 1.000.000 | 1.000.000 | ||
5. Ruimte (+) / Overschrijding (-) | 2.500.000 | 2.500.000 | 2.500.000 | 2.500.000 |
Toelichting
1. Om een grens te stellen aan kortlopende leningen is in de wet FIDO de kasgeldlimiet opgenomen. Dit is een belangrijk uitgangspunt om grote fluctuaties in de rentelasten van overheden te vermijden. De kasgeldlimiet is begrensd op 8,5% van de totale lasten. Voor 2021 betekent dit een kasgeldlimiet van afgerond € 6 miljoen. Dit is € 1,5 miljoen per kwartaal. Dit is de norm.
2. Het financieringstekort is € 9,2 miljoen per jaar, dit is € 2,3 miljoen per kwartaal .
3 . Uit de praktijk blijkt dat het werkelijke financieringstekort vaak substantieel lager is dan het geprognosticeerde financieringstekort. Dit komt doordat investeringen vaak later plaatsvinden dan geraamd en dat hierdoor ook de financieringsbehoefte lager is. We monitoren in de praktijk deze situatie en het uitgangspunt daarbij is dat de kasgeldlimiet niet wordt overschreden.
4.Als gevolg van de verwachte onderuitputting wordt er geen Financieringstekort maar een Financieringsoverschot verwacht. Uit de jaarrekening 2019 blijkt dit overschot € 4,3 miljoen bedraagt. We verwachten op basis de huidige liquiditeit een netto vlottende vordering van € 1 miljoen per kwartaal.
5. Uit het overzicht blijkt de ruimte van € 2,5 miljoen per kwartaal. Dit bedrag wordt berekend door de norm, het toegestane kasgeldlimiet (kolom 1) te vergelijken met het verwachte Financieringsoverschot (kolom 4.). We verwachten een financieringsoverschot (in plaats van een financieringstekort) en daarom wordt het bedrag opgeteld (in plaats van afgetrokken) om de ruimte te bepalen.
Geconcludeerd kan worden uit bovenstaand overzicht dat we verwachten dat de kasgeldlimiet niet in 2021 wordt overschreden.
Het kredietrisico is minimaal; we wegen maatschappelijk effect en kredietwaardigheid af.
Door de gemeente zijn langlopende geldleningen verstrekt. Dit zijn leningen die zijn verstrekt met het oog op volkshuisvesting, duurzaamheid, klimaat en het toekomstbestendig maken van woningen. De gelden zijn in beheer gestort bij de stichting Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse Gemeenten (SVN). Daarnaast zijn er geldleningen verstrekt aan ambtenaren, op basis van vastgestelde arbeidsvoorwaarden. Het risico dat de gemeente loopt bij de uitstaande geldleningen, kan als minimaal worden beschouwd.
De gemeente is zeer terughoudend in het verstrekken van deze kredieten. Onze steekwoorden bij het verstrekken van een krediet zijn:
- In principe niet;
- Maatschappelijk belang;
- Onderzoek kredietwaardigheid;
- Zekerheden en garanties;
- > 50.000 Þ raad;
- Geen speculatie.
Het liquiditeitsrisico is minimaal door een financiële planning en de kredietfaciliteiten bij de Bank Nederlandse Gemeenten (BNG).
Kosten en baten worden zo goed mogelijk op elkaar afgestemd zodat we altijd aan onze betalingsverplichtingen kunnen voldoen. Als we teveel geld in onze portemonnee hebben kunnen we geld onderbrengen bij het Rijk (schatkistbankieren). Dit is wettelijk verplicht. Als we te weinig geld in onze portemonnee hebben dan sluiten we kortlopende leningen af.
De oninbare vorderingen dekken we af met een voorziening.
De gemeente heeft vorderingen op diverse personen, bedrijven en instellingen. De zogenaamde debiteuren. Dit zijn zowel privaatrechtelijke (o.a. verhuur van sportaccommodaties, verkoop van gronden e.d.) als publiekrechtelijke vorderingen (belastingen, leges e.d.). Er wordt periodiek gecontroleerd op tijdige betaling. Bij niet tijdige betaling wordt het aanmaningstraject strikt gehanteerd en met behulp van een extern invorderingskantoor geldt dit ook voor het dwangbeveltraject. De niet tijdige betalingen worden als dubieus aangemerkt. Alle dubieuze (belasting)vorderingen worden jaarlijks onderzocht op het zinvol toepassen van verdere invorderingsmaatregelen. Zo ontstaat er een lijst van vorderingen waarbij de kans op ontvangst praktisch nihil is en verdere invorderingsmaatregelen overbodig en zinloos zijn.
Voor deze oninbare vorderingen is een voorziening ingesteld. De hoogte van deze voorziening is gebaseerd op historische gegevens en wordt jaarlijks herijkt. Het bedrag aan vermoedelijk oninbare vorderingen wordt in de voorziening gestort. De oninbaar verklaarde vorderingen worden ten laste van deze voorziening gebracht. Door de oude niet meer in te vorderen bedragen formeel oninbaar te verklaren worden deze vorderingen uit de bestanden verwijderd en blijft het debiteurensaldo actueel.